In de herfst, als alles zo zoetjes aan uitgebloeid raakt, stelen bessen en bottels nog steeds de show. Ze vallen goed op in dieprood, spierwit, zachtroze of feloranje. Mooi voor de sier en voer voor de vogels. Jammer genoeg gaat dat niet helemaal samen. De lekkerste bessen zijn namelijk het eerst op. Daar kun je dus het minst lang van genieten.

Bessen en bottels zijn een belangrijke voedselbron voor vogels. Dat geldt niet alleen voor de herfstmaanden, wanneer er meer bessen te vinden zijn dan in andere seizoenen. Ook ’s zomers en ’s winters vinden bessen en bottels gretig aftrek. Ze worden gegeten als ze op hun lekkerst zijn en dat is meestal zodra ze rijp zijn. Dat moment verschilt van plant tot plant.

Tot ver in de winter houdbaar

Bessen van hulst of Gelderse roos worden pas door vogels gegeten nadat het gevroren heeft. Blijkbaar zijn ze voor die tijd niet echt lekker. De bessen blijven daardoor tot ver in de winter aan de plant zitten. Voor de vogels vormen ze een onmisbare voedselbron, die ook als de grond bevroren is en er geen wormen of slakken te vinden zijn, voor de broodnodige voedingsstoffen kan zorgen. Ook de paarse besjes van de Callicarpa of de rode bessen van de glansmispel (Photinia davidiana) worden tot later in de winter bewaard.

Al op voor de winter begint

Lijsterbes, dwergmispel en meidoorn worden juist aan het begin van de herfst veelvuldig door vogels bezocht. Donker gekleurde bessen (rood, paars, zwart) zijn doorgaans het eerst op. Die zijn ook het meest geliefd bij trekvogels, zo ontdekten Amerikaanse onderzoekers. Hoe donkerder de bessen zijn, hoe rijker aan anti-oxidanten.

Vooral trekvogels hebben een flinke dosis anti-oxidanten nodig om de lange reis te kunnen maken. De zaden van klimop, die pas laat in de winter rijp zijn, bevatten relatief veel vet en net zoveel calorieën als een marsreep. Dat is tijdens de koude wintermaanden zeer welkom.