Sneeuwklokjes - 2
voor de galanthofiel in de dop
Standplaats
Sneeuwklokjes hebben een hekel aan natte voeten en staan daarom graag in goed doorlatende grond. Op een hele droge plek, bijvoorbeeld onder een eik of beuk, staan ze ook prima en zullen ze zich goed vermeerderen. Het is dan wel belangrijk om ze ’s zomers, als je er bovengronds niets meer van ziet, toch even aan te denken. Ze kunnen er namelijk niet goed tegen als ze helemaal uitdrogen. Zet de bodem daarom ongeveer twee keer per (droge) zomer volledig blank. Dit houdt ze in topconditie.
Witte snot
Sneeuwklokjes hebben – als ze eenmaal prettig op hun plek staan – niet zo heel veel problemen, maar als ze het moeilijk hebben, kan dat best wel eens komen door witte snot. Witte snot is niet de officiële naam, want dat is Botrytis galanthina, maar witte snot beschrijft wel heel goed wat er ondergronds gebeurt. De bol verandert namelijk in een wit drabje en kan andere sneeuwklokjes besmetten.
Bovengronds herken je de ziekte vooral aan de zwartkleuring van de buitenste bladeren. Deze schimmelziekte, die nauw verwant is aan grauwe schimmel, komt vooral voor tijdens milde winters. Galanthus nivalis is het meest kwetsbaar. Ontdek je de aantasting, graaf de bol dan direct op, met de grond eromheen. Vernietig de bol, ontsmet je schepje en plant op dezelfde plek voorlopig geen nieuwe sneeuwklokken.
In the green
Sneeuwklokjes (maar ook winterakonieten) laten zich het best verplanten zolang het blad nog niet is afgestorven, of – zoals de Engelsen het noemen - ze ‘in the green’ zijn. Grote pollen kun je na de bloei opgraven en voorzichtig delen met een spitvorkje. Voeg voor het herplanten wat compost of bladaarde toe en verdeel een kleine hoeveelheid beendermeel door de grond. Plant de bollen net zo diep als ze stonden, maar dan verder uit elkaar zodat ze de ruimte hebben om te verwilderen. Als je de bollen meteen weer herplant, zullen ze gewoon doorgroeien. Houdt ze tijdens en na het verplanten wel goed vochtig. Sneeuwklokjes kunnen slecht tegen uitdrogen.